Abstract
Wat betreft economische groei en ontwikkeling van de werkloosheid heeft de Nederlandse economie het sinds 1973 slechter gedaan dan andere OECD-landen. Op de vraag naar de oorzaken van die slechte prestatie zijn in het verleden uiteenlopende antwoorden gegeven door o.m. Bomhoff en Clavaux. Ook zijn er diverse wegen aangegeven om op te rukken naar een betere positie. In dit artikel presenteren de auteurs de resultaten van een internationale doorsnee-analyse om de verschillen in economisch succes tussen landen met behulp van een eenvoudig neo-klassiek macro-economisch model te verklaren. Dit biedt de mogelijkheid om te traceren wat de rol van de exportgroei, de groei van de bevolking, de wisselkoers, de verhouding tussen de binnenlandse en de buitenlandse
prijsontwikkeling en de investeringsquote voor verschillen in economische ontwikkeling is geweest. Vooral de uitvoer gecorrigeerd voor de omvang van de bevolking, de investeringsquote en de
nominale wisselkoers komen als belangrijke verklarende variabelen naar voren. Op grond van hun analyse komen de auteurs tot de conclusie dat een beleid gericht op het verbeteren van de Nederlandse economische prestatie op lange termijn zich vooral zou moeten concentreren op het
benutten van exportkansen en op een hoog investeringsniveau ter bevordering van technologische vernieuwing en daarmee verbetering van de concurrentiepositie. Daarbij moet worden voorkomen dat revaluatie van de gulden het exporteffect teniet doet.