Abstract
Is de herhaling mogelijk? Deze ogenschijnlijk simpele vraag vormt het uitgangspunt van De herhaling. Een proeve van experimenterende psychologie door Constantin Constantius (1843), een van de meest curieuze geschriften uit het oeuvre van Søren Kierkegaard. In dit artikel worden twee aspecten aan de orde gesteld die De herhaling tot een nog altijd belangrijk boek maken: 1) De ongewone filosofische stijl die in dit boek ontwikkeld wordt en 2) De eigenzinnige opvatting over vrijheid en subjectiviteit die er onder de noemer 'de herhaling' in naar voren wordt gebracht. Zoals de ondertitel 'een proeve van experimenterende psychologie' al aangeeft, is De herhaling geen klassieke filosofische verhandeling waarin op systematische wijze wordt uitgelegd wat er onder de herhaling - als filosofische begrip - verstaan moet worden. Integendeel, het is een uiterst experimenteel boek waarin een nieuwe filosofische stijl wordt geïntroduceerd. Er wordt zodoende nergens een eenduidige definitie gegeven van de herhaling in filosofische zin die ik in het vervolg zal aanduiden als de 'existentiële herhaling'. Sterker nog, de twee verschijningsvormen van de herhaling - de alledaagse en de existentiële herhaling - worden telkens welbewust met elkaar verward. Pas in de afsluitende brief aan de echte lezer van dit boek wordt duidelijk in welke richting we het verschil tussen deze twee vormen van herhaling moeten zoeken.