-- Met voorwoord van Peter-Paul Verbeek -- Onze wereld wordt alsmaar digitaler. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft een ongekende invloed op ons dagelijks leven. We raken gewend aan omgevingen die op onze voorkeuren en zoekgeschiedenis zijn afgestemd, en verliezen daardoor de gemeenschappelijke wereld langzaam maar zeker uit het oog. De toename van ICT maakt het publieke gesprek steeds lastiger. De smartphone slokt de samenleving op. De publieke sfeer, van oudsher de vrijhaven voor democratisch overleg, staat onder druk. Filosoof Henriëtta (...) class='Hi'>Joosten zwengelt met dit boek het publieke gesprek aan over de wereld die we met de inzet van technologie aan het creëren zijn. Dit leidt tot een prikkelende visie vol handreikingen aan professionals, geïnspireerd door het gedachtegoed van de politieke denker Hannah Arendt. (shrink)

Een vrije en veerkrachtige samenleving ontstaat niet vanzelf en blijft niet vanzelf bestaan. In dit themanummer verkennen we de publieke onderwijstaak van het hoger beroepsonderwijs om studenten te onderwijzen de gemeenschappelijke wereld én het publieke gesprek over die wereld centraal te stellen. Met dit themanummer willen wij iets tegenover het vigerende marktdenken zetten. We laten ons hierbij inspireren door het gedachtegoed van Hannah Arendt (1906–1975). Ze heeft uitgebreid geschreven over ‘het publieke’. Ze verbindt de inzet van wetenschappelijke kennis en technologie (...) met het politieke vraagstuk: willen we daadwerkelijk leven in de wereld die we aan het scheppen zijn? Arendts gedachtegoed biedt volop handvatten om op verschillende niveaus van het hoger beroepsonderwijs deze taak te doordenken en invulling te geven. (shrink)

Today professionals have to deal with more uncertainties in their field than before. We live in complex and rapidly changing environments. The British philosopher Ronald Barnett adds the term ‘supercomplexity’ to highlight the fact that ‘we can no longer be sure how even to describe the world that faces us’ (Barnett, 2004). Uncertainty is, nevertheless, not a highly appreciated notion. An obvious response to uncertainty is to reduce it—or even better, to wipe it away. The assumption of this approach is (...) that uncertainty has no advantages. This assumption is, however, not correct as several contemporary authors have argued. Rather than problematising uncertainty, I will investigate the pros and cons of embedding uncertainty in educational practice of professional higher education. In order to thoroughly explore the probabilities and challenges that uncertainty poses in education, I will dwell on the radical ideas on uncertainty of the German philosopher Friedrich Nietzsche. In The Birth of Tragedy (1872) he recognises two forces: the Apollinian, that is the pursuit of order and coherence, and the Dionysian, that is the human tendency to nullify all systematisation and idealisation. Uncertainty is part of the Dionysian. I will argue that when educators take Nietzsche's plea to make room for the Dionysian to heart, they can better prepare students for an uncertain world. If, and only if, students are encouraged to deploy both tendencies—the Apollinian and the Dionysian—they can become professionals who are able to stand their ground in an uncertain and changing (professional) world. (shrink)

What comes after postmodernism and how will this affect educational theory and, I would add, educational practices? I will take up these challenging questions by interpreting present times as a period of transformation towards a new kind of awareness. Nietzsche—for some the father of postmodernity, for me a visionary thinker who ‘presenced’ what was coming—has already explored this transformation.

Wat zou er veranderen in de wijze waarop het onderwijs gewend is professionals op te leiden als docenten erkennen dat de toekomst onkenbaar en onzeker is? In plaats van de onzekerheid te problematiseren – onzekerheid is een probleem waarmee de professional heeft te dealen – vraag ik mij af of het ook mogelijk is om onzekerheid als een rijke bron van mogelijkheden te zien. Ik maak hierbij gebruik van het onderscheid dat de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche maakt tussen het streven (...) naar orde en harmonie – het apollinische – en de kracht die de orde en harmonie juist teniet probeert te doen – het dionysische. Wanneer docenten in het beroepsonderwijs Nietzsches pleidooi om meer ruimte aan het dionysische te geven ter harte nemen en zelf bereid zijn om hun zekerheden op het spel te zetten, kunnen zij de professionals-in-wording beter voorbereiden op een onzekere (beroeps)wereld. Ze kunnen hen leren dat onzekerheid juist mogelijkheden biedt om tot nieuwe vormen van handelen en denken te komen. (shrink)

Hogescholen zijn dienstbaar aan de samenleving, zo valt te lezen in de strategische onderwijsagenda van het hoger beroepsonderwijs. Maar wat houdt deze publieke functie precies in? Het gedachtegoed van politiek denker Hannah Arendt biedt docenten en beleidsmakers ten minste drie handelingsperspectieven. De auteur illustreert deze drie perspectieven met voorbeelden uit de onderwijspraktijk.

In dit artikel delen wij onze ervaringen met het ontwikkelen van de onderwijsmodule: we_mind. Binnen deze module gaan minor- en masterstudenten aan de slag met een innovatievraagstuk uit de eigen beroepspraktijk. Hierbij gaan studenten met medeburgers een publieke dialoog aan over de gevolgen van deze innovatie voor de samenleving. De beschreven ervaringen in dit artikel zijn gebaseerd op een pilot met masterstudenten, een zelfevaluatie en de doorontwikkeling van het moduleontwerp. Met dit artikel nodigen we docenten, onderwijsontwikkelaars, bestuurders, opleidingsverantwoordelijken en beleidsmedewerkers (...) uit om niet alleen maar te ‘werken, werken, werken’. Door onze ervaringen te delen en de lezer mee te nemen in het gedachtegoed van Hannah Arendt hopen we hen te inspireren om met elkaar het gesprek aan te gaan over de volgende vragen: Wat maakt een goede publieke professional? Wat is er nodig om deze op te leiden en hoe uit zich dat in onze opleidingen? (shrink)

Financiële technologische ontwikkeling, de zogeheten fintech, is hot en happening. De ontwikkelingen gaan snel maar leiden geregeld tot moreel kwetsbare praktijken. Een geautomatiseerd systeem de schuld geven van economische uitbuiting, uitsluiting en privacyschending is onzinnig. De auteurs gaan in op de vraag wat de rol van financiële ethiek (nog) is als de besluitvorming en gedragssturing bij en in het ontwerp van allerlei systemen (grotendeels) vooraf bepaald wordt. -/- Dit artikel is relevant voor financieel professionals die fintech vormgeven en/of gebruiken. Helaas (...) zijn er geen kant-en-klare oplossingen om moraliteit te programmeren. De auteurs roepen lezers daarom op om bij het managen van de nieuwe innovatiegolf te blijven streven naar vormen van goed bestuur en best practices. (shrink)

The challenges facing us today require practical wisdom to allow us to react appropriately. In this paper, we argue that at a group level, we will make better decisions if we respect and take into account the moral judgment of agents with diverse styles of cognition and moral reasoning. We show this by focusing on the example of autism, highlighting different strengths and weaknesses of moral reasoning found in autistic and non-autistic persons respectively.

This research explores the carnal, experienced self as processual and becoming, situating life as zoe (as per Braidotti) in the context of the Western culture, characterized by alienation (Fromm, Foucault). The study first addresses the ontological disposition of the carnal self and then turns to the concepts of life and death (Freud, Fromm), to explicate the tie between materiality and discourse conditions. Erich Fromm’s classical distinction of having and being is restated as a distinction of having and becoming, which are (...) then explored as complimentary ontological, cultural, and characterological directionalities. A genealogy of their mutual dynamics then allows situating the relations of carnal bodies and inorganic prosthesis (e.g. technologies) in the light of life considered as the necessary synthesis of forces of preservation and perpetual change, beyond subject-object duality. (shrink)

In the recent epistemological literature much has been written about the nature of suspending judgement or agnosticism. There has also been a surge of recent interest in the nature of ignorance. But what is the relationship between these two epistemically significant states? Prima facie, both suspension and ignorance seem to involve the lack of a correct answer to a question. And, again prima facie, there may be some intuitive attraction to the idea that when one is ignorant whether p, one (...) ought to suspend judgement whether p. In this paper we will explore a range of different possible normative connections between ignorance and suspension of judgement. We will also discuss how both ignorance and suspension are related to having inconclusive evidence. As we will see, the issues can become quite complex due to the fact that there are different, competing views about the nature of ignorance and also about the nature of suspension. Moreover, there are importantly different kinds of epistemic norms. Our overall aim then will be to systematically chart how these different choices will impact the possible normative connections between ignorance and suspension. (shrink)

Dog whistling—speech that seems ordinary but sends a hidden, often derogatory message to a subset of the audience—is troubling not just for our political ideals, but also for our theories of communication. On the one hand, it seems possible to dog whistle unintentionally, merely by uttering certain expressions. On the other hand, the intention is typically assumed or even inferred from the act, and perhaps for good reason, for dog whistles seem misleading by design, not just by chance. In this (...) paper, I argue that, to understand when and why it’s possible to dog-whistle unintentionally (and indeed, intentionally), we’ll need to recognize the structure of our linguistic practices. For dog whistles and for covertly coded speech more generally, this structure is a pair of practices, one shared by all competent speakers and the other known only to some, but deployable in the same contexts. In trying to identify these enabling conditions, we’ll discover what existing theories of communicated content overlook by focusing on particular utterances in isolation, or on individual speakers’ mental states. The remedy, I argue, lies in attending to the ways in which what is said is shaped by the temporally extended, socio-politically structured linguistic practices that utterances instantiate. (shrink)

The article explores the concept of ‘life’ via processual ontology, contrasting the approaches of substance and processual ontologies, and investigates the link between ontological assumptions and sociopolitical discourses, stating that the predominant substance ontologies also promote an objectifying and anthropocentric framework in sociopolitical discourses and ethical approaches. Arguing for a necessary shift in the ontological conceptualization of life to enable environmentally-minded ethics for the future, the article explores the tie between the sociopolitical discourses embedded in a worldview that is grounded (...) in substance ontology and ethical frameworks. Whilst affirming this tie, this study also explicates the limitations and potential feasibility of a processual understanding of life, in the context of the existential disposition of the self-alienated lived-body self that is ontologically predisposed to objectification as a necessary pre-condition to human self-awareness. (shrink)

Humans are prone to producing morally suboptimal and even disastrous outcomes out of ignorance. Ignorance is generally thought to excuse agents from wrongdoing, but little attention has been paid to group-based ignorance as the reason for some of our collective failings. I distinguish between different types of first-order and higher order group-based ignorance and examine how these can variously lead to problematic inaction. I will make two suggestions regarding our epistemic obligations vis-a-vis collective (in)action problems: (1) that our epistemic obligations (...) concern not just our own knowledge and beliefs but those of others, too and (2) that our epistemic obligations can be held collectively where the epistemic tasks cannot be performed by individuals acting in isolation, for example, when we are required to produce joint epistemic goods. (shrink)

Together we can achieve things that we could never do on our own. In fact, there are sheer endless opportunities for producing morally desirable outcomes together with others. Unsurprisingly, scholars have been finding the idea of collective moral obligations intriguing. Yet, there is little agreement among scholars on the nature of such obligations and on the extent to which their existence might force us to adjust existing theories of moral obligation. What interests me in this paper is the perspective of (...) the moral deliberating agent who faces a collective action problem, i.e. the type of reasoning she employs when deciding how to act. I hope to show that agents have collective obligations precisely when they are required to employ ‘we-reasoning’, a type of reasoning that differs from I-mode, best response reasoning, as I shall explain below. More precisely, two (or more) individual agents have a collective moral obligation to do x if x is an option for action that is only collectively available (more on that later) and each has sufficient reason to rank x highest out of the options available to them. (shrink)

The article analyzes the significance of situated knowledges for going beyond dominating conceptual dichotomies that a) establish status quo dialectics, b) proliferate homogenization of the Global Northern experienced materialities, and c) conceal and suppress alternate affectual body-environment experiences and materializations. With the example of postsocialist ontogenealogies, the article analyzes the potential blind spots when failing to consider both sides of a status quo dialectic in their interconnectedness. To conclude, the article suggests the potential of situated knowledges as a vehicle for (...) future environmental ethicalities. (shrink)

WINNER BEST SOCIAL PHILOSOPHY BOOK IN 2021 / NASSP BOOK AWARD 2022 -/- Together we can often achieve things that are impossible to do on our own. We can prevent something bad from happening or we can produce something good, even if none of us could do it by herself. But when are we morally required to do something of moral importance together with others? This book develops an original theory of collective moral obligations. These are obligations that individual moral (...) agents hold jointly, but not as unified collective agents. To think of some of our obligations as joint or collective is the best way of making sense of our intuitions regarding collective moral action problems. Where we have reason to believe that our efforts are most efficient as part of a collective endeavor we may incur collective obligations together with others who are similarly placed as long as we are able to establish compossible individual contributory strategies towards that goal. The book concludes with a discussion of “massively shared obligations” to large-scale moral problems such as global poverty. (shrink)

G. E. M. Anscombe’s view that agents know what they are doing “without observation” has been met with skepticism and the charge of confusion and falsehood. Simultaneously, some commentators think that Anscombe has captured an important truth about the first-personal character of an agent’s awareness of her actions. This paper attempts an explanation and vindication of Anscombe’s view. The key to the vindication lies in focusing on the role of practical knowledge in an agent’s knowledge of her actions. Few commentators, (...) with the exception of Moran (2004) and Hursthouse (2000), have gotten the emphasis right. The key to a proper interpretation of Anscombe’s views is to explain her claims within the context of her teleological theory of action. The result is a theory ofintentional action that makes self-knowledge of one’s own actions the norm. (shrink)

While many scholars join in the call for an experiential shift in thinking and living, it is not always clear how it could be done. Recent environmental philosophy has illuminated the significance of re-animating human–environment relations on an experiential level for endeavouring a new (or renewed) ethical, experiential, and, indeed, existential stance of the human as part of the environed embodiment. In relation to this call, I explore embodied critical thinking (ECT) as a tool for recognising, revitalising, and reflecting embodied, (...) enactive, and embedded thinking that comes from a felt sense. Thus, this chapter employs some of the TAE (Thinking at the Edge) steps for ECT research as a practical approach to facilitating and embracing a new way of thinking that is crucial for reconnecting humans with their lived environments, but also for emancipating research practices to enable research that goes out from such a renewed connectivity. In particular, the chapter traces the application of Eugene Gendlin’s move of instancing to showcase the use of embodied knowing and felt sense in environmental contexts. Thus, it showcases how, in fundamental ways that speak directly to and from our embodied embeddedness, ECT has an emancipatory impact in ways that resonate with lived experiences. (shrink)

Moral duties concerning climate change mitigation are – for good reasons – conventionally construed as duties of institutional agents, usually states. Yet, in both scholarly debate and political discourse, it has occasionally been argued that the moral duties lie not only with states and institutional agents, but also with individual citizens. This argument has been made with regard to mitigation efforts, especially those reducing greenhouse gases. This paper focuses on the question of whether individuals in industrialized countries have duties to (...) reduce their individual carbon footprint. To this end it will examine three kinds of arguments that have been brought forward against individuals having such duties: the view that individual emissions cause no harm; the view that individual mitigation efforts would have no morally significant effect; and the view that lifestyle changes would be overly-demanding. The paper shows how all three arguments fail to convince. While collective endeavours may be most efficient and effective in bringing about significant changes, there are still good reasons to contribute individually to reducing emission. After all, for most people the choice is between reducing one’s individual emissions and not doing anything. The author hopes this paper shows that one should not opt for the latter. (shrink)

This article explores the negative framing of environmental concern in the context of food procurement and consumption, through the lens of the myth of Eden considering the ontological and genealogical aspects of the experienced exile from nature. The article first considers the theoretical context of the negative framing of food ethics. Demonstrating the consequences of the experience of food as abject, the article then goes on to discuss the exile from Eden as an explanatory myth for the perceptual inbetweenness of (...) humankind. The aim of the article is to outline the genealogical markers of the negative framing of food ethics via the discussion of the exile from Eden. In the context of a new materialist understanding of the nature–culture continuum, the article depicts the exile as a perceptual rather than ontological divide that does not reflect a factual human inbetweenness but mirrors the objectification of nature by stripping the flesh of its spirit. Such reenvisioning is thought to be a pivotal aspect for mitigating the affectual abjectivity of food and recapturing the factual entanglement of body–environment to enable affirmative environmental ethics. (shrink)

It is often argued that our obligations to address structural injustice are collective in character. But what exactly does it mean for ‘ordinary citizens’ to have collective obligations visà- vis large-scale injustice? In this paper, I propose to pay closer attention to the different kinds of collective action needed in addressing some of these structural injustices and the extent to which these are available to large, unorganised groups of people. I argue that large, dispersed and unorganised groups of people are (...) often in a position to perform distributive collective actions. As such, ordinary citizens can have massively shared obligations to address structural injustice through distributive action, but, ultimately, such obligations are ‘collective’ only in a fairly weak sense. (shrink)

Marine ecosystems are under increasing pressure from human activity, yet successful management relies on knowledge. The evidence-based policy (EBP) approach has been promoted on the grounds that it provides greater transparency and consistency by relying on ‘high quality’ information. However, EBP also creates epistemic responsibilities. Decision-making where limited or no empirical evidence exists, such as is often the case in marine systems, creates epistemic obligations for new information acquisition. We argue that philosophical approaches can inform the science-policy interface. Using marine (...) biosecurity examples, we specifically examine the epistemic challenges in the acquisition and acceptance of evidence to inform policy, discussing epistemic due care and biases in consideration of evidence. (shrink)

This chapter provides a high-level introduction to the topic of propaganda. We survey a number of the most influential accounts of propaganda, from the earliest institutional studies in the 1920s to contemporary academic work. We propose that these accounts, as well as the various examples of propaganda which we discuss, all converge around a key feature: persuasion which bypasses audiences’ rational faculties. In practice, propaganda can take different forms, serve various interests, and produce a variety of effects. Propaganda can aim (...) to affect not only audiences’ beliefs and attitudes, but also their emotions and moods, and in turn how audiences subsequently reason or act. While propaganda is often thought of as false or misinformation, it can instead involve framing effects (“The war on drugs”), covert messaging (“There are Muslims among us”), emotionally charged slogans (“Make America Great Again”), or myths (“The American dream”). These forms of propaganda mislead audiences, not by introducing false information, but by making some beliefs and values, rather than others, salient. In fact, propaganda can even employ straightforwardly true claims (again, as in “There are Muslims among us”) and seemingly objective bureaucratic reports (“Crime has risen 4.2%”). To understand how these and other mechanisms enable propaganda to persuade by arational means, further study is needed. To that end, throughout the chapter we identify a number of places where the study of meaning and communication can help elucidate propaganda, as well as the places where propaganda issues challenges for the study of meaning. (shrink)

ABSTRACTIn this paper I defend a form of epistocracy I call limited epistocracy – rule by institutions housing expertise in non-political areas that become politically relevant. This kind of limited epistocracy, I argue, isn't a far-off fiction. With increasing frequency, governments are outsourcing political power to expert institutions to solve urgent, multidimensional problems because they outperform ordinary democratic decision-making. I consider the objection that limited epistocracy, while more effective than its competitors, lacks a fundamental intrinsic value that its competitors have; (...) namely, political inclusion. After explaining this challenge, I suggest that limited epistocracies can be made compatible with robust political inclusion if specialized institutions are confined to issuing directives that give citizens multiple actionable options. I explain how this safeguards citizens’ inclusion through rational deliberation, choice, and contestation. (shrink)

Most current techniques to deal with invasive species are ineffective or have highly damaging side effects. To this end suppression-drives based on clustered regularly inter-spaced short palindromic repeats (CRISPR/Cas9) have been touted as a potential silver bullet for the problem, allowing for a highly focused, humane and cost-effective means of removing a target species from an environment. Suppression-drives come with serious risks, however, such that the precautionary principle seems to warrant us not deploying this technology. The focus of this paper (...) is on one such risk – the danger of a suppression-drive escaping containment and wiping out the target species globally. Here, I argue that in most cases this risk is significant enough to warrant not using a gene-drive. In some cases, however, we can bypass the precautionary principle by using an approach that hinges on what I term the ‘Worst-Case Clause’. This clause, in turn, provides us with a litmus test that can be fruitfully used to determine what species are viable targets for suppression-drives in the wild. Using this metric in concert with other considerations, I suggest that only three species are currently possible viable targets – the European rabbit, ship rat and Caribbean Tree Frog. (shrink)

This article explores the ‘lack of meaning’ in contemporary society as a consequence of Western dualist thought paradigms and ontologies, via Gilles Deleuze’s concept of ‘reactive nihilism’ following the colloquial murder of God. The article then explores processual and new materialist approaches in the understanding of the lived and carnal self, arguing for immanent and senseful materiality as an ethical platform for religious, environmental, and societal solidarity for tomorrow. For the theoretical justification of the processual approach in understanding the enfleshed (...) self, the article employs John Dupré’s processual approach in the philosophy of biology, as well as Astrida Neimani’s critical posthumanism, and contextualizes these considerations with Erich Fromm’s ethical distinction of being and having. (shrink)

We can often achieve together what we could not have achieved on our own. Many times these outcomes and actions will be morally valuable; sometimes they may be of substantial moral value. However, when can we be under an obligation to perform some morally valuable action together with others, or to jointly produce a morally significant outcome? Can there be collective moral obligations, and if so, under what circumstances do we acquire them? These are questions to which philosophers are increasingly (...) turning their attention. It is fair to say that traditional ethical theories cannot give a satisfying answer to the questions, focusing as they do on the actions and attitudes of discreet individual agents. It should also be noted that the debate surrounding collective moral obligations is ongoing and by no means settled. This chapter discusses and compares the different attempts to date to answer the above questions. It proposes a set of meta-criteria—or desiderata— for arbitrating between the various proposals. (shrink)

In the light of Philipp Sarasin's work in Darwin und Foucault: Genealogie und Geschichte im Zeitalter der Biologie, the article delineates a genealogically articulated naturally produced culture and a cultured nature and discusses the genealogical implications of a carnal, becoming self in a world that could rightly be justified "as an aesthetical phenomenon." The article demonstrates the historicity and processual materiality as a conceptual platform for a combination of the notions of experienced carnality and a socially constructed body, demonstrating such (...) a historically embedded carnal body as a binding agent for the "social constructivist" and "biologist" approaches in sciences. Thus, the article builds a framework for the articulation of senseful, processual materiality on the backdrop of a nature-culture continuum via genealogy, suggesting the necessity for change of tone in the communication of human and life sciences via the understanding of a culturally endowed biology. (shrink)

Local opposition to infrastructure projects implementing renewable energy (RE) such as wind farms is often strong even if state-wide support for RE is strikingly high. The slogan “Not In My BackYard” (NIMBY) has become synonymous for this kind of protest. This paper revisits the question of what is wrong with NIMBYs about RE projects and how to best address them. I will argue that local opponents to wind farm (and other RE) developments do not necessarily fail to contribute their fair (...) share to producing a desirable public good (clean energy). In fact, with landscape concerns being at the heart of much protest, the question of fair burden distribution becomes sidelined: landscape impacts cannot be distributed nor compensated for. Protests may be attempts to express a true conflict of (incommensurable) values. Understanding them as such will help us better address NIMBY concerns and overcome such opposition through ensuring procedural justice. (shrink)

Our moral obligations can sometimes be collective in nature: They can jointly attach to two or more agents in that neither agent has that obligation on their own, but they – in some sense – share it or have it in common. In order for two or more agents to jointly hold an obligation to address some joint necessity problem they must have joint ability to address that problem. Joint ability is highly context-dependent and particularly sensitive to shared (or even (...) common) beliefs. As such, joint ability can be deliberately generated in a given collection of agents by providing information related to collective goals and contributory actions. As moral agents, we regularly face problems wherein the outcome of our actions depends on how others choose. There are two ways of deliberating about our own choices in such cases. We can either think of our choices as best responses to others’ choices (I-mode reasoning). Or we can think of our own choices as contributions to the collectively best option (even when we do not know how others are (likely) to choose) (we-mode reasoning). In deliberating about the right (individual) course of action vis-à-vis collective action problems, agents regularly we-frame the case at hand, that is, they include options in their deliberation that are only collectively available, and they we-reason with regard to their individual contributory actions. It is a necessary condition for collective obligations that potential collaborators facing a joint necessity case have grounds to privilege we-reasoning over reasoning in I-mode. (shrink)

In Group Duties, Stephanie Collins proposes a ‘tripartite’ social ontology of groups as obligation-bearers. Producing a unified theory of group obligations that reflects our messy social reality is challenging and this ‘three-sizes-fit-all’ approach promises clarity but does not always keep that promise. I suggest considering the epistemic level as primary in determining collective obligations, allowing for more fluidity than the proposed tripartite ontology of collectives, coalitions and combinations.

Australasian Journal of Philosophy, Volume 89, Issue 2, Page 376-377, June 2011.

It seems like people have character traits that explain a good deal of their behavior. Call a theory character realism just in case it vindicates this folk assumption. Recently, Christian Miller has argued that the way to reconcile character realism with decades of psychological research is to adopt metaphysical reductivism about character traits. Some contemporary psychological theories of character and virtue seem to implicitly endorse such reductivism; others resist reduction of traits to finer-grained mental components or processes; and still others (...) remain silent on the metaphysics of traits. In this paper we argue that character realists do not have to, and in fact should not, be reductivists. We introduce a theoretical dilemma for reductivist character realism. Then we explain how nonreductivists can meet the standards for empirical adequacy laid out by Miller and others. Further, we argue, hylomorphic nonreductivism avoids the theoretical dilemma that threatens reductivism. It also fits nicely the major commitments of recent models of virtue in psychology. Thus, character realists should not be reductivists. (shrink)

Does a diagnosis of brain dysfunction matter for ascriptions of moral responsibility? This chapter argues that, while knowledge of brain pathology can inform judgments of moral responsibility, its evidential value is currently limited for a number of practical and theoretical reasons. These include the problem of establishing causation from correlational data, drawing inferences about individuals from group data, and the reliance of the interpretation of brain findings on well-established psychological findings. Brain disorders sometimes matter for moral responsibility, however, because they (...) change an individual’s moral psychology in a way that is beyond their control. While control over psychological changes is not an excusing factor, brain disorders can mitigate moral responsibility because they confront individuals with new psychological deficits or urges for which their previous moral education and existing external and internal moral resources have not prepared them. (shrink)

Genevieve Lloyd’s Spinoza is quite a different thinker from the arch rationalist caricature of some undergraduate philosophy courses devoted to “The Continental Rationalists”. Lloyd’s Spinoza does not see reason as a complete source of knowledge, nor is deductive rational thought productive of the highest grade of knowledge. Instead, that honour goes to a third kind of knowledge—intuitive knowledge (scientia intuitiva), which provides an immediate, non-discursive knowledge of its singular object. To the embarrassment of some hard-nosed philosophers, intellectual intuition has an (...) affective component; it is a form of love, and ultimately given that human beings are finite modes of God/Nature (Deus sive Natura), it is a form of the intellectual love of God (amor Dei intellectualis). Some philosophers do not know what to make of this mysterious aspect of Spinoza’s philosophy, which is nonetheless firmly anchored in a reading of Part V of the Ethics. Nonetheless, this note will insist with Lloyd’s “Reconsidering Spinoza’s Rationalism” that such doctrine is an integral part of Spinoza’s philosophy. Moreover, it will be shown that Spinoza is well aware of the limitations of reason (ratio) in gaining scientific knowledge of the world and requires intuition precisely because of the inability of reason to represent individuals in their full particularity. Imagination too has a role to play in shaping scientific knowledge, although reason performs a vital critical role in disciplining and liberating the human mind from inadequate imaginary ideas. The result is an interpretation of Spinoza’s epistemology as both rationalist and intuitionist. DOI: 10.1080/24740500.2021.1962652. (shrink)

Whether anorexic patients should be able to refuse treatment when this potentially has a fatal outcome is a vexed topic. A recent proposal for a new category of ‘terminal anorexia’ suggests criteria when a move to palliative care or even physician assisted suicide might be justified. I argue that this proposed diagnosis presents a false sense of certainty of the illness trajectory by conceptualizing anorexia in analogy with physical disorders and stressing the effects of starvation. Furthermore, this conceptualization is in (...) conflict with the claim that individuals who meet the diagnostic criteria for terminal anorexia have decision making capacity. It should therefore be rejected. (shrink)

This is a grant proposal for a research project conceived and written as a Research Associate at UNSW in 2011. I have plans to spin it into an article.

The statement that we are currently failing to address some of humanity’s greatest challenges seems uncontroversial—we are not doing enough to limit global warming to a maximum of 2 °C and we are exposing vulnerable people to preventable diseases when failing to produce herd immunity. But what singles out such failings from all the things we did not do when all are unintended? Unlike their individualist counterparts, collective inaction and omission have not yet received much attention in the literature. collective (...) inaction, I argue, can be attributed to a group of agents where a collective action x that the agents did not perform was collectively feasible at time t where each agent in that group had sufficient reason to contribute to performing x or others had a reasonable expectation that they would perform x. I show that, perhaps surprisingly, we can speak of collective inaction even where only one member of the group fails to act. However, where large and dispersed groups of agents are concerned, there is often no meaningful way of attributing collective failings. Still, I contend that the failure to close the global emissions gap and—in some cases—to generate herd immunity are indeed on us. (shrink)

This is a grant proposal written as a post-doctoral application for MQRF at Macquarie University in 2009. As I did so much research for it, I have plans to spin it into an article. I note with pleasure the increased relevance of this kind of research given developments such as Neuralink and ChatGPT.

What is it that makes us as citizens liable for the actions – including the wrongdoings – of our state? Answering this question is part of the larger debate on the nature of complicity and collective action. When are we connected to joint endeavours and collective outcomes in a way that makes us (on some level) responsible for them? -/- Of particular interest within this debate is the normative relationship of citizens to their state. For instance, when states pay reparations (...) for past crimes the costs are – one way or another – borne by their citizens. In Responsible Citizens, Irresponsible States (OUP 2021), Avia Pasternak examines with admirable clarity and circumspection if states are justified in imposing the cost of their past wrongdoings on all of their citizens, including those who played no obvious part in those crimes. (shrink)

In order to make sense of collective doxastic reasons we need an account of group belief. Once we arrive at a more nuanced understanding of group belief it turns out that for some group beliefs we need not invoke collective epistemic reasons. However, we do need them for better understanding how and why different social identity groups will hold beliefs whose evidence-base is irreducibly social and tied to them being that kind of group. This short article is a commentary on (...) Veli Mitova's 2022 article "The collective epistemic reasons of social-identity groups". (shrink)

This article focuses on the ethical implications of so-called ‘collateral damage’. It develops a moral typology of collateral harm to innocents, which occurs as a side effect of military or quasi-military action. Distinguishing between accidental and incidental collateral damage, it introduces four categories of such damage: negligent, oblivious, knowing and reckless collateral damage. Objecting mainstream versions of the doctrine of double effect, the article argues that in order for any collateral damage to be morally permissible, violent agents must comply with (...) high standards of care. In order for incidental harm to be permissible, an agent must take pains to avoid such harm even at higher cost to him- or herself. It is argued that accidentally but negligently caused collateral damage may be just as difficult to excuse as incidental harm. Only if high precautionary standards of care are met, can unintended harm to innocents – incidental or accidental – be permissible. In practice, such a strong commitment to avoiding harm to civilians may well lead us to question more generally and rethink more radically how violent conflicts ought to be fought, how military violence ought to be used and whether there are better ways of achieving those aims that we think are legitimate than those we are currently using. (shrink)

Recent years have witnessed an increase in bear sightings in Latvia, causing a change of tone in the country’s media outlets, regarding the return of “wild” animals. The unease around bear reappearance leads me to investigate the affective side of relations with beings that show strength and resilience in more-than-human encounters in human-inhabited spaces. These relations are characterized by the contrasting human feelings of alienation vis-à-vis their environments today and a false sense of security, resulting in disbelief to encounter beings (...) capable of challenging human exceptionalism. In a broader sense, the unease connects to human self-constitution and the fragility of the self, fueled by the domination of substance ontologies. This article considers bears as beings “in exile,” as potential threats to human self-pronounced exceptionality, and thus, examples of experienced abject regarding human subjectivity. The article aims to analyze the way the constitution of human selfhood is tied to the alienation of wildlife and its genealogical and biopolitical context and to question if a reconceptualization of the human/nonhuman relations via process, instead of substance ontology, is needed. (shrink)

We compare the definition of virtue in philosophy with the definition and operationalization of virtue in psychology. We articulate characteristics that virtue is presented as possessing in the perennial western philosophical tradition. Virtues are typically understood as (a) dispositional (b) deep-seated (c) habits (d) that contribute to flourishing and (e) that produce activities with the following three features: they are (f) done well, (g) not done poorly, and (h) in accordance with the right motivation and reason. We form a definition (...) from these characteristics and defend our exclusion of some other characteristics from the definition. Using our definition as a rubric, we evaluate conceptions of virtue in psychology, showing how many fall short at operationalizing at least one component of the philosophical notion of virtue. (shrink)

Democracy is the central political issue of our age, yet debates over its nature and goals rarely engage with feminist concerns. Now that women have the right to vote, they are thought to present no special problems of their own. But despite the seemingly gender-neutral categories of individual or citizen, democratic theory and practice continues to privilege the male. This book reconsiders dominant strands in democratic thinking - focusing on liberal democracy, participatory democracy, and twentieth century versions of civic republicanism (...) - and approaches these from a feminist perspective. Anne Phillips explores the under-representation of women in politics, the crucial relationship between public and private spheres, and the lessons of the contemporary women's movement as an experience in participatory democracy. (shrink)

COVID-19 vaccine refusal seems like a paradigm case of irrationality. Vaccines are supposed to be the best way to get us out of the COVID-19 pandemic. And yet many people believe that they should not be vaccinated even though they are dissatisfied with the current situation. In this paper, we analyze COVID-19 vaccine refusal with the tools of contemporary philosophical theories of responsibility and rationality. The main outcome of this analysis is that many vaccine-refusers are responsible for the belief that (...) they should not be vaccinated and epistemically rational in holding it. This is an important result because it provides insights into the legitimacy of certain public health policies. In particular, this result shows that a public health policy that would abandon the project of convincing certain vaccine-refusers with reasons – e.g., by simply making vaccination compulsory – is prima facie illegitimate. (shrink)

In this paper we argue that the eudaimonist virtue of hope holds pride of place in development of psychological traits that promote human flourishing. The argument is part theoretical and part empirical. On the theoretical side, hope, the virtue, is the disposition to envision future good possibilities for oneself and one’s community and to move towards those possibilities. This renders hope necessary for any agent’s self-conscious pursuit of the goods that constitute flourishing, and also for the development of other virtues. (...) On the empirical side, we draw on evidence from psychology to argue that early in development, humans need relationships of trust with caregivers to develop the future orientation and features of agency constitutive of the virtue of hope. Thus the virtue of hope generally needs to be fostered, in part, through trusting relationships for humans to flourish. (shrink)

Online philosophy seminar notes, for virtual conference on the Aristotelian philosophy of mathematics, hosted by University of Geneva (organiser Ryan Miller), June 15, 2023.

This chapter explores the question of whether or not individual agents are under a moral obligation to reduce their ‘antimicrobial footprint’. An agent’s antimicrobial footprint measures the extent to which her actions are causally linked to the use of antibiotics. As such, it is not necessarily a measure of her contribution to antimicrobial resistance. Talking about people’s antimicrobial footprint in a way we talk about our carbon footprint may be helpful for drawing attention to the global effects of individual behaviour (...) and for highlighting that our choices can collectively make a real difference. But can we be morally obligated to make a contribution to resolving a collective action problem when our individual contributions by themselves make no discernible difference? I will focus on two lines of argument in favour of such obligations: whether a failure to reduce one’s antimicrobial footprint is unfair and whether it constitutes wrongdoing because it is harmful. I conclude by suggesting that the argument from collective harm is ultimately more successful. (shrink)