Title: "A Rose for Emily" ("Een roos voor Emily") Author: William Faulkner Translators: Martijn Boven and Maarten Jansen Original language: English Target language: Dutch -/- William Faulkner's "A Rose for Emily", presented her in a Dutch translation, was first published in 1930, in the April issue of Forum magazine. By 1930, Faulkner had already authored four novels; however, "A Rose for Emily" marked his debut in the short story genre. While not as experimental as his novels The (...) Sound and the Fury and Absalom, Absalom!, it nonetheless incorporates certain characteristic Faulknerian elements, such as an unconventional narrative perspective and a non-linear chronology. Consistent with the majority of Faulkner's oeuvre, this narrative is situated in the fictional Southern setting to which Faulkner gave the name Yoknapatawpha County. -/- [In Dutch: Wiliam Faulkners 'Een roos voor Emily’ (‘A Rose for Emily’) werd voor het eerst gepubliceerd in 1930, in het aprilnummer van het tijdschrift Forum. Faulkner had in 1930 al vier romans op zijn naam staan, maar ‘Een roos voor Emily’ was het eerste korte verhaal dat hij publiceerde. Het is niet zo experimenteel als zijn romans The Sound and the Fury (Het geraas en gebral) en Absalom, Absalom! Desondanks bevat het toch enkele karakteristieke Faulkneriaanse elementen, zoals een ongebruikelijk vertel perspectief en een gefragmenteerde chronologie. Net als het merendeel van Faulkners oeuvre speelt ook dit verhaal zich af in het fictionele Zuiden waar Faulkner de naam Yoknapatawpha County aan gaf."]. (shrink)

William Faulkner (1897-1962), one of the United States’ most renowned authors, was born on Sept. 25, 1897, in New Albany, Mississippi. He initially focused on poetry, culminating in his first publication: "The Marble Faun" (1924). Subsequently, he transitioned to prose, producing novels such as "The Sound and the Fury" (1929), "As I lay Dying" (1930), "Light in August" (1932) and "Absalom, Absalom!" (1936), which are considered his most significant works. Like most of his oeuvre, these novels are set in (...) a fictional Southern region that Faulkner termed ‘Yoknapatawpha county.’ Nearly all works set in this fictional county are characterized by themes of race, incest, the American Civil War, and the decline of the antebellum South. Faulkner frequently employs diverse perspectives and techniques that directly represent the consciousness of his characters. Recognition for his literary achievements came relatively late in his career. The primary catalyst for this recognition was the Nobel Prize for Literature awarded to him in 1949, when he had arguably passed the zenith of his writing career. Faulkner’s extensive oeuvre, which spans from 1924 to 1962, also encompasses lesser-known works, such as Sanctuary (1931) and Intruder in the Dust (1948). In addition to novels, Faulkner authored numerous short stories that are considered among the finest in American literature. These include the story translated here, “Barn Burningr” originally published in 1939, in the June issue of Harper’s magazine. Faulkner died July 6 in Byhalia, Mississippi, of a heart attack. -/- In Dutch: William Faulkner (1897-1962) …, een van de beroemdste schrijvers uit de Verenigde Staten, werd geboren op 25 september 1897 in New Albany, Mississippi. Hij begon aanvankelijk met het schrijven van poëzie, wat resulteerde in zijn eerste publicatie: The Marble Faun (1924). Kort daarna liet hij poëzie voor wat het was en stortte hij zich op het proza. Dit leidde tot romans als The Sound and the Fury (1929), As I lay Dying (1930), Light in August (1932) en Absalom, Absalom! (1936) die als zijn belangrijkste werken worden beschouwd. Net als het merendeel van zijn oeuvre spelen deze romans zich af in een fictioneel Zuiden dat door Faulkner ‘Yoknapatawpha county’ genoemd werd. Vrijwel alle werken die zich in deze fictieve streek afspelen, worden gekenmerkt door thema’s als ras, incest, de Amerikaanse burgeroorlog en de teloorgang van het oude Zuiden. Faulkner maakt vaak gebruik van verschillende perspectieven en technieken die direct het bewustzijn van zijn personages representeren. Pas relatief laat in zijn carrière kreeg hij erkenning voor zijn literaire verdiensten. De belangrijkste stimulans hiervoor was de Nobelprijs voor de literatuur die hem werd toegekend in 1949, toen hij als schrijver eigenlijk al over zijn toppunt heen was. Faulkners omvangrijke oeuvre, dat ontstond in de periode van 1924 tot 1962, omvat ook minder bekende werken, zoals Sanctuary (1931) en Intruder in the Dust (1948). Naast romans schreef Faulkner echter ook nog een groot aantal korte verhalen die tot de absolute top van het Amerikaanse verhaal gerekend worden. Daartoe behoort ook het hier vertaalde verhaal ‘In vlammen op’ (‘Barn Burning’), dat oorspronkelijk werd gepubliceerd in 1939, in het juninummer van het tijdschrift Harper’s. Faulkner stierf op 6 juli in Byhalia, Mississippi, aan een hartaanval. -/- . (shrink)

William Faulkner (1897-1962), one of the United States’ most renowned authors, was born on Sept. 25, 1897, in New Albany, Mississippi. He initially focused on poetry, culminating in his first publication: "The Marble Faun" (1924). Subsequently, he transitioned to prose, producing novels such as "The Sound and the Fury" (1929), "As I lay Dying" (1930), "Light in August" (1932) and "Absalom, Absalom!" (1936), which are considered his most significant works. Like most of his oeuvre, these novels are set in (...) a fictional Southern region that Faulkner termed ‘Yoknapatawpha county.’ Nearly all works set in this fictional county are characterized by themes of race, incest, the American Civil War, and the decline of the antebellum South. Faulkner frequently employs diverse perspectives and techniques that directly represent the consciousness of his characters. Recognition for his literary achievements came relatively late in his career. The primary catalyst for this recognition was the Nobel Prize for Literature awarded to him in 1949, when he had arguably passed the zenith of his writing career. Faulkner’s extensive oeuvre, which spans from 1924 to 1962, also encompasses lesser-known works, such as "Sanctuary" (1931) and "Intruder in the Dust" (1948). In addition to novels, Faulkner authored numerous short stories that are considered among the finest in American literature. These include the story translated here, “Dry September” originally published in 1931, in the January issue of Scribner’s magazine. Faulkner died July 6 in Byhalia, Mississippi, of a heart attack. -/- [In Dutch: William Faulkner (1897-1962), een van de beroemdste schrijvers uit de Verenigde Staten, werd geboren op 25 september 1897 in New Albany, Mississippi. Hij begon aanvankelijk met het schrijven van poëzie, wat resulteerde in zijn eerste publicatie: "The Marble Faun" (1924). Kort daarna liet hij poëzie voor wat het was en stortte hij zich op het proza. Dit leidde tot romans als "The Sound and the Fury" (1929), "As I lay Dying" (1930), "Light in August" (1932) en "Absalom, Absalom!" (1936) die als zijn belangrijkste werken worden beschouwd. Net als het merendeel van zijn oeuvre spelen deze romans zich af in een fictioneel Zuiden dat door Faulkner ‘Yoknapatawpha county’ genoemd werd. Vrijwel alle werken die zich in deze fictieve streek afspelen, worden gekenmerkt door thema’s als ras, incest, de Amerikaanse burgeroorlog en de teloorgang van het oude Zuiden. Faulkner maakt vaak gebruik van verschillende perspectieven en technieken die direct het bewustzijn van zijn personages representeren. Pas relatief laat in zijn carrière kreeg hij erkenning voor zijn literaire verdiensten. De belangrijkste stimulans hiervoor was de Nobelprijs voor de litera¬tuur die hem werd toegekend in 1949, toen hij als schrijver eigenlijk al over zijn toppunt heen was. Faulkners omvangrijke oeuvre, dat ontstond in de periode van 1924 tot 1962, omvat ook minder bekende werken, zoals "Sanctuary" (1931) en "Intruder in the Dust" (1948). Naast romans schreef Faulkner echter ook nog een groot aantal korte verhalen die tot de absolute top van het Amerikaanse verhaal gerekend worden. Daartoe behoort ook het hier vertaalde verhaal ‘Septemberdroogte [Dry September]’, dat oorspronkelijk werd gepubliceerd in 1931, in het januarinummer van het tijdschrift "Scribner's". Faulkner stierf op 6 juli in Byhalia, Mississippi, aan een hartaanval.]. (shrink)

Social epistemology should be truth-centred, argues Goldman. Social epistemology should capture the ‘logic of everyday practices’ and describe socially ‘situated’ reasoning, says Fuller. Starting from Goldman’s vision of epistemology, this paper aims to argue for Fuller’s contention. Social epistemology cannot focus solely on the truth because the truth can be got in lucky ways. The same too could be said for reliability. Adding a second layer of epistemic evaluation helps only insofar as the reasons thus specified are appropriately connected to (...) reliability. These claims are first made in abstract, and then developed with regard to our practice of trusting testimony, where an epistemological investigation into the grounds of reliability must inevitably detail the ‘logic of everyday practices’. (shrink)

Should we tell other people the truth? Should we believe what other people tell us? This paper argues that something like these norms of truth-telling and belief govern our production and receipt of testimony in conversational contexts. It then attempts to articulate these norms and determine their justification. More fully specified these norms prescribe that speakers tell the truth informatively, or be trustworthy, and that audiences presume that speakers do this, or trust. These norms of trust, as norms of conversational (...) cooperation, would then seem to be justified on the basis of the interest that each has in the cooperative outcome. The norms of trust would then be justified as Lewisian conventions. Howver, the joint outcome prescribed by these norms is not a equilibrium point: a speaker always does better to have an audience’s trust and the liberty to tell the truth or not as it suits. In this way, testimony presents a problem of trust. The justification of these norms of trust then starts from the recognition that any society that did not resolve this problem of trust would be stymied as a society. The resolution of this problem then requires securing the motivations characteristic of trusting and being trustworthy, where to have these motivations is to have an ethical outlook defined in terms of internalising these norms of trust. This justification genealogical and it is one of value. (shrink)

We enjoy first-person authority with respect to a certain class of actions: for these actions, we know what we are doing just because we are doing it. This paper first formulates an epistemological principle that captures this authority in terms of trying to act in a way that one has the capacity to act. It then considers a case of effortful action – running a middle distance race – that threatens this principle. And proposes the solution of changing the metaphysics (...) of action: one can keep hold of the idea that we have first-person authority over what we are doing by adopting a disjunctive account of action. (shrink)

Faulkner a bâti une partie de sa renommée sur la violence parfois controversée de ses récits. Mais l’acte criminel retient moins son attention que son contexte et sa signification morale. L’objet premier de la littérature, selon Faulkner, ce sont les conflits de l’homme, ou du cœur humain, avec eux-mêmes. Le propos de cet article est de mettre en évidence la façon dont Faulkner subvertit le modèle du roman noir, et substitue à l’enjeu traditionnel des histoires policières, celui (...) des faits et de l’identité du coupable, un problème moral. Il donne quelques indications sur la structure générale des rapports crime-culpabilité dans l’œuvre de Faulkner, avant de montrer comment cette thématique se décline dans ses « histoires de crime » au sens propre, c’est-à-dire dans L’Intrus (Intruder in the dust, 1948) et Le Gambit du cavalier, et irrigue la reconstitution faulknérienne de la société du Sud et de l’histoire des États-Unis. (shrink)

“We are experiencing an ecological and social crisis, driven by exponential capital accumulation, whose end result will be the extinction of human civilisation” (p. 18). While it is easy to shrug off such a dramatic claim, in Alienation, Spectacle, & Revolution: A Critical Marxist Essay, Neil Faulkner takes this relatively strong claim and endeavors to demonstrate its truth. Thus begins his project of updating our understanding of alienation—not an easy task, but one that Faulkner does well. In a (...) time of a simultaneous dearth and deluge of information, Faulkner attempts to pull apart the dialectical and economic structures of the third industrial revolution and follows the breadcrumbs until he comes to a different “end of history.” Faulkner, who died in February 2022, was an archeologist and a political activist. He was a member of the Socialist Workers Party in the U.K. for many years and later a founding member of Anti-Capitalist Resistance. He wrote on topics ranging from the Arab-Anglo conflict to the history of the Olympics. While his corpus spanned several subjects, his books and articles all have a bitingly Marxist take that brought Faulkner much acclaim. (shrink)

Can a reason to believe testimony derive from the addressee’s trust itself or only from reliability in the speaker that the trust perhaps causes? I aim to cast suspicion on the former view, defended by Faulkner, in favor of the latter – despite agreeing with Faulkner’s emphasis on the second-personal normativity of testimonial assurance. Beyond my narrow disagreement with Faulkner lie two broader issues. I argue that Faulkner misappropriates Bernard Williams’s genealogy of testimony when he makes (...) use of Williams’s genealogical argument in his own preferred assurance view of testimony. Though Williams doesn’t clearly articulate it, there is a deep reason why Williams’s genealogy cannot underwrite an argument for trust-based testimonial reasons. Can a genealogical argument underwrite any version of the assurance view? I sketch an assurance view of testimonial reasons that rejects Faulkner’s thesis that such reasons could be grounded in trust. Then I examine what it would take for that assurance view to receive genealogical vindication. (shrink)

Here are three (rough) theories of testimonial knowledge. (1) Speaker's knowledge: a hearer acquires the knowledge that P though testimony because of the speaker's knowledge that P--testimony "transfers" knowledge. This is the popular view, defended by Elizabeth Fricker and Paul Faulkner, among others. (2) Speaker's assertion: a hearer acquires the knowledge that P through testimony because the speaker's assertion that P is reliable that P in the right way (safe or sensitive). That's Jennifer Lackey's view. (3) Speaker's comprehension state: (...) a hearer acquired the knowledge that P through comprehending as of a speaker's assertion that P where the comprehension state is reliable in the right way (safe). That's my view. Lackey would reject such a view for it allows cases of testimonial knowledge that P from a speaker who did not assert that P. But Faulkner might reject Lackey's view on the grounds that it allows cases of testimonial knowledge that P from a speaker who did not know that P. Lackey replies that her account is better unified. But for the same reason, my account is even better unified. This paper runs through a series of cases and shows that my account--the Unified Account--is superior to the others. (shrink)

Non-reductionism is the main framework in the epistemology of testimony. It states that absence of negative evidence is sufficient to justify testimonial acceptance. Lackey (2006; 2008) has put forward the strongest objection to non-reductionism. A case where in the total absence of negative evidence, one is still unjustified in accepting the speaker’s testimony. The goal of this research is to assess if, and how, non-reductionism can reply to the case. I will argue that most non-reductionist accounts appeal to background information (...) to enable prima facie entitlement. I will argue that this is a structural flaw of a posteriori non-reductionist accounts, falling under Faulkner (1998)’s description of reductionism. Given the appeal to background information, such accounts are unable to successfully reply to the alien case. I will argue that the only account that is able to avoid both the charges of reductionism and to successfully reply to Lackey’s case, is Tyler Burge (1993)’s a priori account. I will argue, additionally, that a priori non-reductionism, exemplified by Burge, is the only kind of non-reductionism available to proponents of non-reductionism. An a priori shift in non-reductionist accounts of testimony must take place. (shrink)

Marlene van Niekerk's 1994 Triomf is a plaasroman, or farm novel, without the farm; it formally resembles a nostalgic pastoral genre initiated by the collapse of Southern African agricultural economy around the time of the Great Depression, but removes even the symbol of the farm as aesthetic compensation for material loss. In the process, van Niekerk composes a post-apartheid tragicomedy of a lumpenproletariat white supremacist family coming into long-belated class consciousness, an epiphany which, surprisingly, survives the novel's translations from Afrikaans (...) to South African English to 'international' English. Crucially, this understanding is mediated by a critical tendency to appraise Triomf in the context of Faulkner and the Southern Gothic, a generic comparison which gets a lot wrong but is ultimately very revealing, less about Triomf than about the imperial world-system through which it circulates and is consecrated. Consequently, the novel stages globally what seems at first to be a parochial question: how is one supposed to imagine democratic reconciliation and integration after apartheid, when one of the classes to be reconciled lacks historical self-consciousness and has no obvious place in either the apartheid regime or the post-apartheid dispensation? By analyzing van Niekerk's novel and the institutions which consecrate it, the paper fleshes out critiques of world-literary hermeneutics, specifically for its naive handling of genre and context, and of post-apartheid 'reconciliation' under capital. (shrink)

This review-article deals with Duvall's book 'Faulkner's Marginal Couples' and evaluates his claim that his approach is 'primarily structuralist, with a special debt to the narrative semiotics of Greimas.' There is also a discussion of general issues in narrative semiotics not tied to any one researcher's approach.

Providing the most thorough coverage available in one volume, this comprehensive, broadly based collection offers a wide variety of selections in four major genres, and also includes a section on film. Each of the five sections contains a detailed critical introduction to each form, brief biographies of the authors, and a clear, concise editorial apparatus. Updated and revised throughout, the new Fourth Edition adds essays by Margaret Mead, Russell Baker, Joan Didion, Annie Dillard, and Alice Walker; fiction by Nathaniel Hawthorne, (...) Ursula K. LeGuin, Anton Chekov, James Joyce, Katherine Mansfield, F. Scott Fitzgerald, William Faulkner, Alice Walker, Louise Erdrich, Donald Barthelme, and James McPherson; poems by John Donne, Robert Browning, Walt Whitman, Edwin Arlington Robinson, e.e. cummings, Langston Hughes, W.H. Auden, Philip Levine, and Louise Gluck; and plays by August Wilson, Marsha Norman, Wendy Wasserstein, and Vaclav Havel. The chapter devoted to film examines the relation of film to literature and gives the complete screenplay for Citizen Kane plus close analysis of a scene from the film. With its innovative structure, comprehensive coverage, and insightful and stimulating presentation of all kinds of literature, this is an anthology readers will turn to again and again. (shrink)

I argue against the claim that the fundamental form of trust is a 2-place relation of A trusting B and in favour of the fundamental form being a 4-place relation of A, by ψ-ing, trusting B to φ. I characterize trusting behaviour as behaviour that knowingly makes one reliant on someone doing what they are supposed to do in the collaborative enterprise that the trusting behaviour belongs to. I explain how trust is involved in the following collaborative enterprises: knowledge transfer (...) – i.e. telling someone something; maintaining a relationship; and passing responsibility for an action on to someone else. And I finish by showing how our talk of trust in non-collaborative contexts – e.g. trusting a branch to support one’s weight – may be explained by reference to the central sort of collaborative trust. (shrink)

Moral obligation, Darwall argues, is irreducibly second personal. So too, McMyler argues, is the reason for belief supplied by testimony and which supports trust. In this paper, I follow Darwall in arguing that the testimony is not second personal ?all the way down?. However, I go on to argue, this shows that trust is not fully second personal, which in turn shows that moral obligation is equally not second personal ?all the way down?

Recent epistemology has focused almost exclusively on propositional knowledge. This paper considers an underexplored area of epistemology, namely knowledge of persons: if propositional knowledge is a state of mind, consisting in a subject's attitude to a (true) proposition, the account developed here thinks of interpersonal knowledge as a state of minds, involving a subject's attitude to another (existing) subject. This kind of knowledge is distinct from propositional knowledge, but it exhibits a gradability characteristic of context-sensitivity, and admits of shifty thresholds. (...) It is supported by a wide range of unexplored linguistic data and intuitive cases; and it promises to illuminate debates within epistemology, philosophy of religion, and ethics. (shrink)

What is the relationship between lying, belief, and knowledge? Prominent accounts of lying define it in terms of belief, namely telling someone something one believes to be false, often with the intent to deceive. This paper develops a novel account of lying by deriving evaluative dimensions of responsibility from the knowledge norm of assertion. Lies are best understood as special cases of vicious assertion; lying is the anti-paradigm of proper assertion. This enables an account of lying in terms of knowledge: (...) roughly, lying is telling someone something you know ain't so. (shrink)

We consider how an epistemic network might self-assemble from the ritualization of the individual decisions of simple heterogeneous agents. In such evolved social networks, inquirers may be significantly more successful than they could be investigating nature on their own. The evolved network may also dramatically lower the epistemic risk faced by even the most talented inquirers. We consider networks that self-assemble in the context of both perfect and imperfect communication and compare the behaviour of inquirers in each. This provides a (...) step in bringing together two new and developing research programs, the theory of self-assembling games and the theory of network epistemology. (shrink)

Traditional definitions of lying require that a speaker believe that what she asserts is false. Sam Fox Krauss seeks to jettison the traditional belief requirement in favour of a necessary condition given in a credence-accuracy framework, on which the liar expects to impose the risk of increased inaccuracy on the hearer. He argues that this necessary condition importantly captures nearby cases as lies which the traditional view neglects. I argue, however, that Krauss's own account suffers from an identical drawback of (...) being unable to explain nearby cases; and even worse, that account fails to distinguish cases of telling lies from cases of telling the truth. (shrink)

Hubert Dreyfus argues that explicit thought disrupts smooth coping at both the level of everyday tasks and of highly-refined skills. However, Barbara Montero criticises Dreyfus for extending what she calls the ‘principle of automaticity’ from our everyday actions to those of trained experts. In this paper, I defend Dreyfus’ account while refining his phenomenology. I examine the phenomenology of what I call ‘esoteric’ expertise to argue that the explicit thought Montero invokes belongs rather to ‘gaps’ between or above moments of (...) reflexive coping. However, I agree that the ‘principle of automaticity’ does not adequately capture the experience of performing such skills. Drawing on examples of expert performance in sport and improvised music and dance, I argue that esoteric action, at its best, is marked by a distinct state of non-conceptual awareness- an experience of spontaneity, flow and ‘owned-ness’- that distinguishes it from the automaticity of everyday actions. (shrink)

Background: Depression (major depressive disorder) is a common and serious medical illness that negatively affects how you feel, the way you think and how you act. Fortunately, it is also treatable. Depression causes feelings of sadness and/or a loss of interest in activities once enjoyed. It can lead to a variety of emotional and physical problems and can decrease a person’s ability to function at work and at home. Depression affects an estimated one in 15 adults (6.7%) in any given (...) year. And one in six people (16.6%) will experience depression at some time in their life. Depression can strike at any time, but on average, first appears during the late teens to mid-20s. Women are more likely than men to experience depression. Some studies show that one-third of women will experience a major depressive episode in their lifetime. Objectives: The main goal of this expert system is to get the appropriate diagnosis of disease and the correct treatment and give the appropriate method of treatment through several tips that concern the disease and how to treat it and we will see it through the application on the expert system. Methods: in this paper the design of the proposed Expert System which was produced to help Psychologist in diagnosing depression disease through its symptoms such as: a loss of energy, a change in appetite, sleeping more or less, anxiety, reduced concentration, indecisiveness, restlessness, feelings of worthlessness, guilt or hopelessness and thoughts of self-harm or suicide. The proposed expert system presents an overview about depression disease is given, the cause of diseases is outlined and the treatment of disease whenever possible is given out. SL5 Object Expert System language was used for designing and implementing the proposed expert system. Results: The proposed depression disease diagnosis expert system was evaluated by psychologist students and they were satisfied with its performance. Conclusions: The Proposed expert system is very useful for psychologist, patients with depression and newly graduated psychologist. (shrink)

If knowledge is sensitive to practical stakes, then whether one knows depends in part on the practical costs of being wrong. When considering religious belief, the practical costs of being wrong about theism may differ dramatically between the theist (if there is no God) and the atheist (if there is a God). This paper explores the prospects, on pragmatic encroachment, for knowledge of theism (even if true) and of atheism (even if true), given two types of practical costs: namely, by (...) holding a false belief, or by missing out on a true belief. These considerations set up a more general puzzle of epistemic preference when faced with the choice between two beliefs, only one of which could become knowledge. (shrink)

Epistemologists focus primarily on cases of knowledge, belief, or credence where the evidence which one possesses, or on which one is relying, plays a fundamental role in the epistemic or normative status of one's doxastic state. Recent work in epistemology goes beyond the evidence one possesses to consider the relevance for such statuses of evidence which one does not possess, particularly when there is a sense in which one should have had some evidence. I focus here on Sanford Goldberg's approach (...) ("Should Have Known," Synthese, forthcoming; and "On the Epistemic Significance of Evidence You Should Have Had," Episteme 2016, this issue); but the discussion will interest anyone working on epistemic defeat. (shrink)

Hope, in its propositional construction "I hope that p," is compatible with a stated chance for the speaker that not-p. On fallibilist construals of knowledge, knowledge is compatible with a chance of being wrong, such that one can know that p even though there is an epistemic chance for one that not-p. But self-ascriptions of propositional hope that p seem to be incompatible, in some sense, with self-ascriptions of knowing whether p. Data from conjoining hope self-ascription with outright assertions, with (...) first- and third-person knowledge ascriptions, and with factive predicates suggest a problem: when combined with a plausible principle on the rationality of hope, they suggest that fallibilism is false. By contrast, the infallibilist about knowledge can straightforwardly explain why knowledge would be incompatible with hope, and can offer a simple and unified explanation of all the linguistic data introduced here. This suggests that fallibilists bear an explanatory burden which has been hitherto overlooked. (shrink)

Recently, due to the rapid progress of computer technology, researchers develop an effective computer program to enhance the achievement of the student in learning process, which is Intelligent Tutoring System (ITS). Science is important because it influences most aspects of everyday life, including food, energy, medicine, leisure activities and more. So learning science subject at school is very useful, but the students face some problem in learning it. So we designed an ITS system to help them understand this subject easily (...) and smoothly by analyzing it and explaining it in a systematic way. In this paper, we describe the design of an Intelligent Tutoring System for teaching science for grade seven to help students know the 7 characteristics for living things smoothly. The system provides all topics of living things and generates some questions for each topic and the students should answer these questions correctly to move to the next level. In the result of an evaluation of the ITS, students like the system and they said that it is very useful for them and for their studies. (shrink)

Recent epistemology offers an account of what it is to know other persons. Such views hold promise for illuminating several issues in philosophy of religion, and for advancing a distinctive approach to religious epistemology. This paper develops an account of interpersonal knowledge, and clarifies its relation to propositional and qualitative knowledge. I then turn to our knowledge of God and God's knowledge of us, and compare my account of interpersonal knowledge with important work by Eleonore Stump on "Franciscan" knowledge. I (...) examine how interpersonal knowledge may figure in liturgical practice, in diffusing the problem of divine hiddenness, and in motivating a novel understanding of divine love. I also explore the possibility of epistemic injustice arising from dismissal or neglect of our religious testimony to one another, or of divine testimony to humanity, focusing specifically on the import of interpersonal knowledge. (shrink)

This article explores Marx’s contention that the achievement of full personhood and, not just consequently, but simultaneously, of genuine intersubjectivity depends upon the attainment of recognition for one’s place in the social division of labour, recognition which is systematically denied to some individuals and groups of individuals through the capitalist organization of production and exchange. This reading is then employed in a critique of Axel Honneth’s theory of recognition which, it is argued, cannot account for the systematic obstacles faced by (...) some struggles for recognition. (shrink)

In this short paper I will introduce an idea which, I will argue, presents a fundamental additional challenge to the machine consciousness community. The idea takes the questions surrounding phenomenology, qualia and phenomenality one step further into the realm of intersubjectivity but with a twist, and the twist is this: that an agent’s intersubjective experience is deeply felt and necessarily co-affective; it is enkinaesthetic, and only through enkinaesthetic awareness can we establish the affective enfolding which enables first the perturbation, and (...) then the balance and counter-balance, the attunement and co-ordination of whole-body interaction through reciprocal adaptation. (shrink)

Scientific realism says of our best scientific theories that (1) most of their important posits exist and (2) most of their central claims are approximately true. Antirealists sometimes offer the pessimistic induction in reply: since (1) and (2) are false about past successful theories, they are probably false about our own best theories too. The contemporary debate about this argument has turned (and become stuck) on the question, Do the central terms of successful scientific theories refer? For example, Larry Laudan (...) offers a list of successful theories that employed central terms that failed to refer, and Philip Kitcher replies with a view about reference in which the central terms of such theories did sometimes refer. This article attempts to break this stalemate by proposing a direct version of the pessimistic induction, one that makes no explicit appeal to a substantive notion or theory of reference. While it is premature to say that this argument succeeds in showing that realism is probably false, the direct pessimistic induction is not subject to any kind of reference-based objection that might cripple a weaker, indirect version of the argument. Any attempt to trounce the direct pessimistic induction with a theory of reference fails. (shrink)

We present counterexamples to the widespread assumption that Moorean sentences cannot be rationally asserted. We then explain why Moorean assertions of the sort we discuss do not incur the irrationality charge. Our argument involves an appeal to the dual-process theory of the mind and a contrast between the conditions for ascribing beliefs to oneself and the conditions for making assertions about independently existing states of affairs. We conclude by contrasting beliefs of the sort we discuss with the structurally similar but (...) rationally impermissible beliefs of certain psychiatric patients. (shrink)

Epistemologists have shown increased interest in the epistemic significance of disagreement, and in particular, in whether there is a rational requirement concerning belief revision in the face of peer disagreement. This article examines some of the general issues discussed by epistemologists, and then considers how they may or may not apply to the case of religious disagreement, both within religious traditions and between religious (and non-religious) views.

Alison Gopnik and Andrew Meltzoff have argued for a view they call the ‘theory theory’: theory change in science and children are similar. While their version of the theory theory has been criticized for depending on a number of disputed claims, we argue that there is a fundamental problem which is much more basic: the theory theory is multiply ambiguous. We show that it might be claiming that a similarity holds between theory change in children and (i) individual scientists, (ii) (...) a rational reconstruction of a Superscientist, or (iii) the scientific community. We argue that (i) is false, (ii) is non-empirical (which is problematic since the theory theory is supposed to be a bold empirical hypothesis), and (iii) is either false or doesn’t make enough sense to have a truth-value. We conclude that the theory theory is an interesting failure. Its failure points the way to a full, empirical picture of scientific development, one that marries a concern with the social dynamics of science to a psychological theory of scientific cognition. (shrink)

We show that five important elements of the ‘nomological package’— laws, counterfactuals, chances, dispositions, and counterfactuals—needn’t be a problem for the Growing-Block view. We begin with the framework given in Briggs and Forbes (in The real truth about the unreal future. Oxford studies in metaphysics. Oxford University Press, Oxford, 2012 ), and, taking laws as primitive, we show that the Growing-Block view has the resources to provide an account of possibility, and a natural semantics for non-backtracking causal counterfactuals. We show (...) how objective chances might ground a more fine-grained concept of feasibility, and furnished a places in the structure where causation and dispositions might fit. The Growing-Block view, thus understood, provides the resources to explain the close link between modality and tense, so that it predicts modal change as time passes. This account lets us capture not only what the future might hold for us, and also what might have been. (shrink)

The adequacy of similarity to prototype as an account of categorization in natural concepts was assessed by analyzing the monotonicity of the relation between typicality of an item in a category and the probability of a positive categorization response using data from McCloskey and Glucksberg (1978). The analysis revealed a strong underlying similarity-based threshold curve, with systematic deviations. Further data collection showed that deviations from the curve could be attributed to the effects of unfamiliarity and non-categorial associations on typicality judgments, (...) as well as differences between the perceptual appearance of an item (which tended to boost typicality) and its underlying nature (which tended to boost categorization). The results are discussed in terms of the different presuppositions and task constraints involved in rating typicality as opposed to performing a categorization. (shrink)

This paper describes an Intelligent Tutoring System for helping users with ADO.NET called ADO-Tutor. The Intelligent Tutoring System was designed and developed using (ITSB) authoring tool for building intelligent educational systems. The user learns through the intelligent tutoring system ADO.NET, the technology used by Microsoft.NET to connect to databases. The material includes lessons, examples, and questions. Through the feedback provided by the intelligent tutoring system, the user's understanding of the material is assessed, and accordingly can be guided to different difficulty (...) level of exercises and/or the lessons. The Intelligent Tutoring System was evaluated by a group of users and the results were more than satisfactory in terms of the quality of the material and the design of the system. (shrink)

My aim in this paper is to go some way towards showing that the maintenance of hard and fast dichotomies, like those between mind and body, and the real and the virtual, is untenable, and that technological advance cannot occur with being cognisant of its reciprocal ethical implications. In their place I will present a softer enactivist ontology through which I examine the nature of our engagement with technology in general and with virtual realities in particular. This softer ontology is (...) one to which I will commit Kant, and from which, I will show, certain critical moral and emotional consequences arise. It is my contention that Kant’s logical subject is necessarily embedded in the world and that Kant, himself, would be content with this view as an expression of his inspired response to the ‘‘scandal to philosophy... that the existence of things outside us... must be accepted merely on faith’’ [Bxl]. In keeping with his arguments for the a priori framing of intuition, the a priori structuring of experience through the spontaneous application of the categories, the synthesis of the experiential manifold, and the necessity of a unity of apperception, I will present an enactivist account of agency in the world, and argue that it is our embodied and embedded kinaesthetic engagement in our world which makes possible the syntheses of apprehension, reproduction and recognition, and which, in turn, make possible the activity of the reproductive or creative imagination. (shrink)

The lottery and preface paradoxes pose puzzles in epistemology concerning how to think about the norms of reasonable or permissible belief. Contextualists in epistemology have focused on knowledge ascriptions, attempting to capture a set of judgments about knowledge ascriptions and denials in a variety of contexts (including those involving lottery beliefs and the principles of closure). This article surveys some contextualist approaches to handling issues raised by the lottery and preface, while also considering some of the difficulties encountered by those (...) approaches. (shrink)

In Vagueness and Contradiction (2001), Roy Sorensen defends and extends his epistemic account of vagueness. In the process, he appeals to connections between vagueness and semantic paradox. These appeals come mainly in Chapter 11, where Sorensen offers a solution to what he calls the no-no paradox—a “neglected cousin” of the more famous liar—and attempts to use this solution as a precedent for an epistemic account of the sorites paradox. This strategy is problematic for Sorensen’s project, however, since, as we establish, (...) he fails to resolve the semantic pathology of the no-no paradox. (shrink)

The modifier effect is the reduction in perceived likelihood of a generic property sentence, when the head noun is modified. We investigated the prediction that the modifier effect would be stronger for mutable than for central properties, without finding evidence for this predicted interaction over the course of five experiments. However Experiment 6, which provided a brief context for the modified concepts to lend them greater credibility, did reveal the predicted interaction. It is argued that the modifier effect arises primarily (...) from a general lack of confidence in generic statements about the typical properties of unfamiliar concepts. Neither prototype nor classical models of concept combination receive support from the phenomenon. 2010 Elsevier Inc. All rights reserved. (shrink)

This paper investigates the role of visual experience in Wittgenstein's work. The specific thesis is that visual experience provides not only diverse illustrative examples of what could be an explanation of meaning, but that it also provides a recurrent metaphor for the whole process of meaning and understanding. Wittgenstein uses a great number of visual examples in his texts. Their diversity may be accounted for by the great diversity of ways in which he attempts to describe the relationship between a (...) word and its meaning. The resultant variety of visual examples may be summarised by what I call the Visual Discontinuity Thesis. However, beneath this diversity there lies a thread of continuity. This is provided by the persistent use of visual experience in the description of the word-meaning relation. This use underlies the projection relationship of the Tractatus and the "seeing-as" relationship of the Investigations. This recurrent visual metaphor may be summarised by what I call the Visual Continuity Thesis. This paper presents the latter thesis in the context of a description of the former. (shrink)

What factors are involved in the resolution of scientific disputes? What factors make the resolution of such disputes rational? The traditional view confers an important role on observation statements that are shared by proponents of competing theories. Rival theories make incompatible (sometimes contradictory) observational predictions about a particular situation, and the prediction made by one theory is borne out while the prediction made by the other is not. Paul Feyerabend, Thomas Kuhn, and Paul Churchland have called into question this account (...) of theory-resolution. According to these philosophers, substantially different and competing scientific theories are semantically incommensurable: those theories do not share a common observation language. Two charges have been leveled against the semantic incommensurability theories. The first is that it ignores that some semantic features of observational terms (e.g., their reference) can be expressed by proponents of competing theories. The second is that the semantic incommensurability thesis is self-defeating. In this paper I will argue that both of these charges are true but not for the reasons usually given. (shrink)

In recent years, scholars have increasingly paid attention to the philosophy of Josiah Royce. Long lost in the shadow of fellow classical American figures, Royce’s philosophy has enjoyed a renascence, with a spate of publications in a variety of venues studying and applying his thought.1 Like his philosophical brethren, Royce wrote on a wide variety of subjects, his discussions underpinned by a smattering of influences. Much has been remarked of the various Western sources that made an impression on Royce’s thought, (...) but comparatively little has been said of his indebtedness to Eastern sources. Kurt Leidecker’s Josiah Royce and Indian Thought2 and Frank M... (shrink)

The study aimed to identify the reality of technical education in Palestine. The analytical descriptive method was used in the study. A questionnaire which consisted of 41 paragraphs was distributed randomly to the technical colleges in Gaza Strip. Random sample of (275) employees of these colleges were used, and the response rate was (74.5%). The results showed a high degree of approval for the dimensions of technical education with a relative weight of 76.07%. The ranking and relative weight was as (...) follows: Technical education institutions: 79.51%, graduates of technical education 75.75%, Labor market and local community 72.96%. The researchers propose a number of recommendations, the most important of which is: the need to pay attention to technical education in line with the National Strategic Plan for Higher Education by moving towards technical education. The importance of offering special courses in all technical education programs in these colleges. The researchers urged more future studies that address the same variables as the current study and apply them to other sectors. (shrink)

The study aimed to identify the creative environment of the technical colleges operating in Gaza Strip. The analytical descriptive method was used through a questionnaire which was randomly distributed to 289 employees of the technical colleges in Gaza Strip with a total number of (1168) employees and a response rate equal to (79.2%) of the sample study. The results confirmed the existence of a high degree of approval for the dimensions of the creative environment with a relative weight of (75.19%) (...) according to the perspective of the employees of the technical colleges in Gaza Strip. The results of the study showed a high level of creative environment (fluency, flexibility, originality, sensitivity to problems) in the technical colleges in Gaza Strip, where the field (fluency) ranked first and relative weight (76.86%), in the second place came the area (sense of problems) and relative weight (74.89%). The field of elasticity came in third place with a relative weight of (74.59%). Finally, the field of originality came in fourth and final rank with a relative weight of (74.41%). The results showed that there are differences between the technical colleges in the principles of the creative environment in all fields and the overall degree except for the field of flexibility. The most available colleges in these principles were the university college of applied sciences, and that was the least of the Faculty of Al-Aqsa Society. The results showed that there were differences according to the age variable in the areas of creative environment only in the sense of problems for age groups (less than 30 years) and (from 40 to 50 years). The researchers suggested a number of recommendations, the need to enhance the dimensions of the creative environment in technical colleges by working to improve the faculties of fluency, flexibility, originality and sensitivity to problems. The need to work on continuity and improve aspects of the creative environment of the colleges and the creation of new and innovative ways to support and develop and support these aspects combined. Necessity of technical colleges to continue to develop the creative environment (fluency, flexibility, originality, sensitivity to problems) for employees by engaging them in specialized training courses for creative thinking and problem solving. Developing work procedures with new innovative methods that will accomplish the various tasks quickly and accurately, and provide the effort, time and costs. The researchers urged more future studies that address the same variables of the current study in the field of creative environment and applied to other sectors. (shrink)

La investigación en general y la investigación biomédica en particular han de tener como uno de sus resultados obligados la publicación científica, para su visibilidad y mejor aporte a la sociedad, sin embargo, muchas veces se encuentra un desbalance entre el cuidado ético de la investigación y las consideraciones éticas de la publicación. Esta diferencia puede repercutir negativamente y de manera directa sobre la credibilidad y la factibilidad de reproducibilidad de la primera y las posibilidades de difusión de la segunda, (...) ya que los editores difícilmente darían vía libre a manuscritos con falencias en este sentido. Se hizo un paralelismo bioético entre la ética de la investigación y la ética de la publicación, a partir de los requisitos que propuso Emanuel (2008) para la investigación que involucra seres humanos. Como resultado se ofrecen unas pautas de verificación que le servirán de herramienta a los investigadores para mejorar el contenido ético de sus publicaciones y a los editores para comprobar el cuidado ético de lo que se pretende publicar. Es importante contar con un elenco de pautas sencillas, prácticas y de amplia divulgación que vayan a la par de las indicaciones que rigen la investigación biomédica, que le sirvan tanto a investigadores como a los editores para aproximarse a publicaciones sin problemas éticos y así evitar las malas prácticas en publicación. También es recomendable que los investigadores reciban una formación específica en ética de la publicación. (shrink)

From the exponential function of Euler’s equation to the geometry of a fundamental form, a calculation of the fine-structure constant and its relationship to the proton-electron mass ratio is given. Equations are found for the fundamental constants of the four forces of nature: electromagnetism, the weak force, the strong force and the force of gravitation. Symmetry principles are then associated with traditional physical measures.

Sumantra Ghoshal’s condemnation of “bad management theories” that were “destroying good management practices” has not lost any of its salience, after a decade. Management theories anchored in agency theory (and neo-classical economics generally) continue to abet the financialization of society and undermine the functioning of business. An alternative approach (drawn from a more classic institutional, new ecological, and refocused ethical approaches) is reviewed.